Schade en schande

1914. De oorlog brak uit en iedereen vond het fantastisch. Eindelijk! Naar het front! Met kerst weer thuis! We zullen ze van katoen geven! Nationale euforie. Oorlog. Een volk van helden.

Op de dag af 55 jaar voor mijn geboorte verscheen er in de Duitse kranten het Manifest van de 93. Een “Aufruf an die Kulturwelt” waarin in niet mis te verstane woorden werd benadrukt dat Duitsland geen blaam trof aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en dat Duitsland deze oorlog vol enthousiasme tot het bittere einde zou uitvechten. Kom maar op!

“Wir als Vertreter deutscher Wissenschaft und Kultur erheben vor der gesamten Kulturwelt Protest gegen die Lügen und Verleumdungen, mit denen unsere Feinde Deutschlands reine Sache in dem ihm aufgezwungenen schweren Daseinskampfe zu beschmutzen trachten. Der eherne Mund der Ereignisse hat die Ausstreuung erdichteter deutscher Niederlagen widerlegt. Um so eifriger arbeitet man jetzt mit Entstellungen und Verdächtigungen. Gegen sie erheben wir laut unsere Stimme. Sie soll die Verkünderin der Wahrheit sein.

Es ist nicht wahr, daß Deutschland diesen Krieg verschuldet hat…”

Hierna volgt stelling op stelling, die steeds beginnen met een cursief Es wist nicht wahr…”. De ondertekenaars waren er vast van overtuigd dat Duitsland geen blaam trof, dat alle negatieve verhalen over Duitsland leugens waren. Het manifest eindigt:

“Glaubt uns! Glaubt, daß wir diesen Kampf zu Ende kämpfen werden als ein Kulturvolk, dem das Vermächtnis eines Goethe, eines Beethoven, eines Kant ebenso heilig ist wie sein Herd und seine Scholle.
Dafür stehen wir Euch ein mit unserem Namen und mit unserer Ehre!“
– 93 Unterzeichnende: Manifest vom 4. Oktober 1914

Onder de ondertekenaars waren gerenommeerde wetenschappers als Max Planck en Wilhelm Röntgen, kunstenaars als Max Liebermann en Franz von Stuck, schrijvers als Gerhart Hauptmann en Ludwig Fulda en de onvergetelijke componist Engelbert Humperdinck, bekend van wereldhits zoals Please Release Me, The Last Waltz en Quando, quando, quando.

Sommige kennis gaat verloren om jaren later als een duveltje uit een doosje weer op te duiken. Engelbert Humperdinck is zo’n geval. Ik ken hem van de zoetsappige liedjes die mijn ouders leuk vonden, terwijl ik liever naar Dire Straits luisterde. Het waren de Eighties en dit was opa-en-oma-muziek van de jaren Zestig en Zeventig. Dit was dezelfde Engelbert Humperdinck die in 2012 mee deed aan het Eurovisie Songfestival met het onvergetelijke Love Will Set You Free en met douze points net niet de laatste plaats scoorde voor de UK. Hoe kwam hij op de Duitse lijst van 93 uit 1914? Ik wist dat hier iets niet klopte, tenzij Engelbert Humperdinck het eeuwige leven heeft.

De magie van Internet is tegelijk ook de ontluistering van elk mysterie. Alles is in enkele seconden duidelijk, hoewel het daardoor niet per se minder bizar wordt. Engelbert Humperdinck was een Duitse laatromantische componist die leefde van 1854 tot 1921. Zijn opera over Hans en Grietje was een wereldwijd succes en wordt momenteel weer eens uitgevoerd door de Nationale Opera. 45 jaar na zijn dood kwam een Britse schlagerzanger tot de conclusie dat Arnold George Dorsey als naam te weinig opvallend was om internationaal carrière te maken. Niet pakkend genoeg. Daarom besloot hij zichzelf Engelbert Humperdinck te noemen. Dat was een naam die hij ergens ooit gehoord had en die hij wel cool vond. Ik wist dit niet en ik vraag mij af of mijn moeder weet dat Engelbert Humperdinck Engelbert Humperdinck niet is. Het is alsof Gerard Joling besluit om zichzelf Ludwig van Beethoven te noemen. Beetje bizar. De echte Engelbert Humperdinck was in elk geval een grote fan was van de Eerste Wereldoorlog. 

In heel Duitsland waren er maar een handvol mensen die zich kwaad maakten over het Manifest van de 93. En van die paar mensen was er maar eentje die het lef had om een repliek te schrijven. Dat was Georg Friedrich Nicolai. Friedrich Nicolai? Dat was toch een bekende Duitse schrijver? Maar die leefde toch in de 18e eeuw? Vriend van Lessing en Mendelssohns, geen vriend van Kant en Fichte? Die was in 1914 toch al ruim een eeuw dood? Wordt er hier ook weer gegoocheld met de geschiedenis? Nee, het was niet Friedrich Nicolai van de hoogdravende parodie op Goethe’s Werther:

“Ein junger Mensch, ich weiß nicht wie,
Starb einst an der Hypochondrie
Und ward denn auch begraben.
Da kam ein schöner Geist herbei,
Der hatte seinen Stuhlgang frei,
Wie’s denn so Leute haben.
Der setzt’ notdürftig sich aufs Grab
Und legte da sein Häuflein ab,
Beschaute freundlich seinen Dreck,
Ging wohl eratmet wieder weg
Und sprach zu sich bedächtiglich:
„Der gute Mensch, wie hat er sich verdorben!
Hätt er geschissen so wie ich,
Er wäre nicht gestorben!“

Niet die Friedrich Nicolai dus, maar Georg Friedrich Nicolai. Ook zo iemand die een naam van een ander heeft aangenomen. Georg Friedrich Nicolai heette eigenlijk Georg Friedrich Lewinstein. Hij studeerde geneeskunde in Königsberg, Berlijn, Parijs en Heidelberg en adopteerde tijdens zijn studie in 1897 de naam van zijn achter-achterneef, de componist Otto Nicolai. Ik hou van dit soort analogieën die alleen zichtbaar worden als je de geschiedenis gaat uitpluizen vanuit een onwaarschijnlijke hoek, in dit geval het Manifest van de 93. We hebben een componist die het manifest ondertekende die later herrijst als schlagerzanger en een componist die herrijst als tegenstander van de eerste componist. Ik verzin het niet.

Ik heb het verhaal waarom Georg Lewinstein zijn naam veranderde nog niet kunnen achterhalen, maar ik vermoed dat het wellicht ook te maken had met zijn wens om carrière te maken en het in die jaren in Duitsland al aanwezige antisemitisme. Zou Georg Lewinstein kans gehad hebben om professor en hoofdarts te worden aan de prestigieuze Charité in Berlijn als iedereen zijn Joodse roots aan zijn naam konden aflezen? Zou hij als Lewinstein ooit medisch adviseur geworden zijn van Auguste Victoria, de vrouw van Keizer Wilhelm II? Ik weet het niet zeker, maar ik heb zo mijn twijfels.

Toen Georg Friedrich Nicolai het Manifest van de 93 las was hij boos. Het enthousiasme voor de oorlog vervulde hem met walging. Het kon toch niet zo zijn dat iedereen blind achter doorzichtige oorlogspropaganda aanliep? Kon je van het weldenkend deel van de natie, schrijvers, wetenschappers en kunstenaars niet anders verwachten? Zij zouden beter moeten weten. Dus deed hij wat elk weldenkend mens in die tijd had moeten doen, hij schreef een vlammend betoog tegen de oorlog, “Aufruf an die Europäer”, een oproep aan alle welwillende Europeanen om de ondergang van Europa te verhinderen. Een ondergang die de zojuist gestarte oorlog zijns inziens zolder twijfel zou veroorzaken.

“Denn der heute tobende Kampf wird kaum einen Sieger, sondern wahrscheinlich nur Besiegte zurücklassen. Darum scheint es nicht nur gut, sondern bitter nötig, daß gebildete Männer aller Staaten ihren Einfluß dahin aufbieten, daß – wie auch der heute noch ungewisse Ausgang des Krieges sein mag – die Bedingungen des Friedens nicht die Quelle künftiger Kriege werden, daß vielmehr die Tatsache, daß durch diesen Krieg alle europäischen Verhältnisse in einen gleichsam labilen und plastischen Zustand geraten sind, dazu benutzt werde, um aus Europa eine organische Einheit zu schaffen. – Die technischen und intellektuellen Bedingungen dafür sind gegeben.”

Wat een visionair man! Hoe tragisch dat een intellectueel in oktober 1914 al wist hoe de Eerste Wereldoorlog zou uitpakken, dat het de bron van de volgende oorlog zou worden, en dat hij tegelijkertijd al in 1914 wist wat de enige oplossing was, een verenigd Europa zoals dat pas na de Tweede Wereldoorlog zou ontstaan.

Nadat hij zijn betoog geschreven had stuurde Nicolai het aan zijn vrienden. Als het lukte om ook een groot aantal intellectuelen achter zich te krijgen, dan kon het stuk wellicht nog iets betekenen in deze tijd van oorlogsgekte. Die hoop was ijdel en wellicht ook naïef. Vrijwel niemand durfde het aan. Alleen Nicolai’s vriend Albert Einstein, de filosoof Otto Buek en de astronoom Wilhelm Foerster ondertekenden. De laatste had enkele dagen daarvoor nog het Manifest van de 93 ondertekend. Een ietwat merkwaardige draai, maar het vermoeden is dat hij die tekst van tevoren niet had gelezen en zo geschrokken was van de inhoud dat hij zich bereid verklaarde om ook het stuk van Nicolai te ondertekenen. Vier man. Dat was te weinig. Bovendien vonden ze niemand die bereid was het pamflet te publiceren.

Zo was het pas in 1917 dat een kennis van Nicolai, zonder zijn medeweten, de tekst van “Aufruf an die Europäer” naar Zwitserland smokkelde waar het ook zonder instemming van Nicolai werd gepubliceerd. Een jaar later, kort nadat de Eerste Wereldoorlog was afgelopen verscheen de eerste geautoriseerde uitgave als onderdeel van een dik boek. Een boek dat Nicolai tijdens de oorlogsjaren had geschreven, “Die Biologie des Krieges”. Ook gepubliceerd in Zwitserland. Het boek staat in mijn kast, maar ik had het nog niet eerder gelezen. Ik vermoed dat het een van de vele boeken was die ik uit Duitsland heb meegenomen na de dood van mijn Tante Lene in 2003. Het boek was waarschijnlijk van mijn overgrootvader, Hendrik Zierleyn. Het staat vol aantekeningen in de vorm van strakke, met een liniaal getrokken onderstrepingen en een enkel woord in de kantlijn.

Ik ben zelf altijd huiverig voor het maken van aantekeningen in boeken. Vroeger kocht ik vaak tweedehands boeken en aantekeningen waren voor mij vaak reden om een boek niet te kopen. Ik wilde het boek zelf beoordelen en had geen behoefte aan de inzichten van anderen. Maar bij boeken uit de familie merk ik nu dat ik ze juist waardeer, omdat het zo veel zegt over hoe mijn voorouders dachten. Elke keer vraag ik mij af of ik ook dezelfde passage zou onderstrepen. Ik ben soms bang dat ik het niet met hen eens zou kunnen zijn, dat ik wellicht geschokt zou kunnen zijn door iets wat zij kennelijk belangrijk vonden. Anderzijds ben ik ontroerd als ik zie dat zij precies de kern van een betoog hebben onderstreept. Dat schept een band en het boek wordt een kleine papieren tijdmachine die decennia overbrugt en een klein element, een gedachte van mijn voorouders, doet overleven.

Het pleidooi van Nicolai mocht niet baten. Het was te weinig, te laat en misschien ook te vroeg. Ruim dertig jaar later, na de Tweede Wereldoorlog zouden zijn gedachten pas een vruchtbare bodem vinden in het geteisterde Europa. Het boek van Nicolai is een voetnoot in de geschiedenis. Nicolai is te vinden op Wikipedia en er is in de jaren tachtig een biografie over hem geschreven. Weinigen zullen hem nog kennen.

Ik ben van mening dat Nicolai meer aandacht verdient. Het was een fascinerende man met een bijzondere levensloop, een intrigerende vriendenkring en een intellectueel die zijn tijd ver vooruit was. De publicatie van “Biologie des Krieges” werd hem door velen in Duitsland kwalijk genomen. Hij kon niet terugkeren in zijn oude functie aan de Charité en vertrok in 1922 naar Zuid-Amerika, naar Argentinië, waar hij zijn academische carrière voortzette. Hij stierf op 9 oktober 1964 op 90 jarige leeftijd in Santiago de Chile.

Het lijkt erop alsof we ruim honderd jaar na de oproep van Nicolai nog steeds weinig geleerd hebben over oorlog. De wijsheid dat oorlogen alleen verliezers kennen en steeds weer de bron zijn van nieuwe conflicten geldt nog steeds.

Ik denk bijvoorbeeld aan de oorlog in Irak vanaf 2003 en alle ellende die dat heeft veroorzaakt. Daar zie je precies dat deze ene oorlog de bron is geweest van de interne burgeroorlog in Irak, dat hij het terrorisme heeft aangewakkerd en uiteindelijk heeft geleid tot de opkomst van IS, de oorlog in Syrië en een lange reeks van aanslagen in Europa.

Ik zou willen dat we door schade en schande wijs zouden worden, of, beter nog, dat we zouden luisteren naar wijze woorden zoals die van Georg Friedrich Nicolai, zodat we de vicieuze cirkel van schade en schande kunnen doorbreken.