Monumentaal

Monumentaal

Ik struikel regelmatig over woorden. Dat komt meestal door alle connotaties die een woord bij mij oproept en die niets meer van doen hebben met de letterlijke betekenis. Ik vermoed dat dat komt door mijn voorliefde voor poëzie en een overschot aan fantasie. Of andere mensen dat ook hebben weet ik niet, maar bij mij werkt dat zo. Voorbeeld. Het woord “tijdverdrijf”. Het verdrijven van tijd. Verdrijven is iets dat je doet met een vijand. Wij hebben de vijand uit onze stad verdreven. Hij komt er nooit meer in! Haha! Wij hebben gezegevierd. Zie hem daar met de staart tussen de benen op de vlucht slaan. Ik zie dan epische scenes voor me die zo uit de Ilias komen. De tragische Griekse held Tijd. Verdreven. Trojanen die joelen vanaf de stadsmuren. Je komt er nooit in. Loser! Hé, wat is dat voor een leuk paard dat die Grieken daar hebben achtergelaten…

Woordenboek der Nederlandsche Taal

Wat ik vaak doe als ik mij verlies in de connotaties van een woord is dat ik het woord opzoek in een woordenboek om zo weer terug te komen bij de ware betekenis. En dan heb ik het niet over zomaar een willekeurig woordenboek op internet, maar over HET Woordenboek. Het grootste woordenboek ter wereld. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal.

"Tijdverdrijf: Het verdrijven, d.i. het met een aangename maar doellooze bezigheid doorbrengen van den tijd."

Zo’n omschrijving brengt mij dan weer met beide benen op de grond. Maar er loert wel een nieuw gevaar. Ik verlies mijzelf al snel in een woordenboek. Elke verklaring roept weer nieuwe vragen op en nieuwe woorden die ik opzoek. Een doelloze bezigheid? Wat zijn de betekenissen van het woord “doel” volgens het WNT?

Het WNT is een woordenboek dat begon in 1864 en eindelijk voltooid werd in 1998. 134 jaar. 43 banden. Een boekenkast vol. Een kleine 400.000 woorden. Ongeëvenaard in de lexicografie. Met circa 1.700.000 citaten die laten zien waar een woord voor het eerst werd gebruikt. Een schat aan informatie voor de ware woordfetisjist.

Want wat betekent het woord “doel”?
1. Greppel als grensscheiding. (In dezen zin verouderd.)
2. Gewestelijk in Z.-Ndl.: hoop aarde. Een boompje planten met eenen doel (d. i. het hoog aanaarden),   DE BO [1873].
3. Gewestelijk in Z.-Ndl.: hoop drek (DE BO [1873]). Verg. het gebruik van hoop.
4. Gewestelijk in Z.-Ndl.: kelder met een rond, uitstekend, met aarde bedekt gewelf (DE BO [1873]).
5. Gewestelijk in Z.-Ndl.: kluit die men aan de wortels van een boom of plant laat bij het uitgraven.
6. Gewestelijk in Z.-Ndl.: achterste, billen.
7. Schietbaan, eigenlijk de wal of heuvel die achter de schijf is opgeworpen (verg. voor den overgang van bet. ”kuil” — ”wal”: dam en dijk). In dit gebruik thans in N.-Ndl. slechts in den vorm doele of doelen. Vroeger de gewone naam van de oefenplaats van de schutterij of van een schuttersgilde. Thans boven den Moerdijk alleen nog als historische naam van gebouwen of terreinen.
8. De schijf waarop men in een schietbaan mikt en vervolgens: datgene waar men met een schietwapen op mikt.
9. De ruimte waardoor men bij sommige balspelen den bal moet zoeken te werken. In deze toepassing eerst sinds het laatst der 19de eeuw.
10. Eindpunt waarop een tocht, eene reis, een wedstrijd enz. gericht is.
11. In de oudere taal: persoon of zaak waar men zijne handelingen op richt, die(n) men tot het voorwerp van eene handeling zoekt te maken.
12. Datgene wat men met zijne handelingen beoogt, wat men zich voorstelt te bereiken of tot stand te brengen. In dit gebruik, dat ten deele op het onder 8) ten deele op het onder 10) genoemde berust, niet zeer oud.
13. In eene meer passieve opvatting. Datgene waartoe iets bestemd is of gebruikt wordt, waartoe iets tot middel strekt.

Een simpel woord als “doel” heeft dus een veelvoud aan betekenissen, van greppel, hoop drek en kelder, tot achterwerk, schietbaan en eindpunt van een reis. En zie ook omschrijving nummer 9. Is dat niet een prachtige omschrijving? Grasduinen in het WNT is een geweldig tijdverdrijf.

Soms gebruik ik het WNT ook om na te denken over een onderwerp dat mij bezig houdt. Een tijd geleden was er in de gemeente discussie over een gemeentelijk monument. Wat moet ermee gebeuren? Maar wat is eigenlijk een monument? Om mijn denken te scherpen zoek ik het woord “monument” op.

1.  Iets dat opzettelijk bestemd is geworden om de herinnering aan een persoon of aan eene gebeurtenis te doen bewaren.
2.  Iets dat blijft voortbestaan of is blijven voortbestaan, en waardoor men zich iets, dat geweest is, kan voorstellen.

Wat mij meteen opvalt is dat er een mooie tegenstelling is tussen de twee betekenissen van het woord “monument”. Letterlijk betekent het Latijnse woord monumentum “dat wat herinnert”. Het verschil tussen de eerste en tweede betekenis is dat het eerste monument bewust wordt opgericht om de herinnering levend te houden en bij de tweede betekenis is het monument iets dat is blijven voortbestaan, in tegenstelling tot andere zaken die zijn verdwenen. Het  voortbestaan is een gevolg van goede zorg, maar het kan net zo goed toeval zijn. Kortom, je hebt bewuste en onbewuste monumenten.

Van-Heutsz-monument

De bewuste monumenten proberen de herinnering levend te houden. Het zijn vaak echte gedenktekens, monumenten in de meest strikte zin, zoals het Nationaal monument op de Dam, of het Van Heutsz-monument in Amsterdam. Dat laatste monument heet nu het Monument Indië-Nederland. Datgene waaraan we ons moesten herinneren is iets geworden waaraan we juist niet meer herinnerd willen worden en dus moest het monument aangepast worden en werd de herinnering vervangen. Niet alle herinneringen hebben eeuwigheidswaarde. Ik ben nieuwsgierig of er nog meer monumenten zijn die in de loop der tijd monumenten voor het tegenovergestelde zijn geworden waarvoor ze zijn opgericht?  Ik durf wel te beweren dat de meeste mensen van de meeste monumenten nauwelijks weten wat de betekenis ervan is. Denk aan de vele standbeelden van helden, koningen en veldslagen waarvan de meeste mensen nog nooit gehoord hebben.

Ik was laatst in Den Haag. Op de Lange Voorhout staat een kolossaal monument. Dit is een monument voor Karel Bernhard van Saksen-Weimar-Eisenach. U weet wel. Toch? Onze grote held?

Den Haag kunstwerk Saxen Weimar

Dit is een monument waar dagelijks duizenden mensen aan voorbij komen, te voet, op de fiets, in de tram en auto. Waarschijnlijk weet nog geen 1% van die mensen wie Karel Bernhard van Saksen-Weimar-Eisenach was en nog minder mensen zullen dezelfde dankbaarheid delen die hem in 1866, vier ja na zijn dood, ten deel viel. Misschien is er zelfs niemand meer. We zouden nu nooit meer op het idee komen om een dergelijk groot monument op te richten voor Karel Bernhard van Saksen-Weimar-Eisenach. Tegenwoordig richten we vooral monumenten op ter nagedachtenis aan oorlogen en rampen. Standbeelden hebben tegenwoordig iets ongemakkelijks. Waarom dat zo is, daar moet ik nog over nadenken.

Naast deze eerste categorie monumenten heb je de tweede categorie van overblijfselen. Laten we de omschrijving uit het WNT nog eens lezen. “Iets dat blijft voortbestaan of is blijven voortbestaan, en waardoor men zich iets, dat geweest is, kan voorstellen.” Wat is om te beginnen het verschil tussen ‘iets dat blijft voortbestaan’ en ‘of is blijven voortbestaan’? Daar moest ik een tijdje over nadenken. Volgens mij zit het zo. ‘Iets dat is blijven voortbestaan’ zijn die dingen die er nog steeds zijn waarvan we niet altijd weten waarom juist deze zaken de tand des tijds hebben doorstaan. Bij mij in de straat staan verschillende huizen uit de 17e, 18e en 19e eeuw. Waarom zijn juist deze bewaard gebleven en andere niet? Waarom is het geen straat met allemaal 17e eeuwse huizen? De reden zal banaal zijn. De meeste huizen uit de 17e eeuw in deze straat zijn op een gegeven moment afgebroken omdat ze aan vervanging toe waren. Bouwvallig, tochtig, de bewoners in de 19e eeuw zagen die oude troep niet meer zitten en wilden graag een modern 19e eeuws huis hebben. Monumentstatus bestond nog niet.

Wat is dan ‘iets dat blijft voortbestaan’? Ik vermoed dat dit de overblijfselen zijn die in elk geval blijven voortbestaan, omdat we het vanzelfsprekend vinden, of omdat we ons zeer zouden moeten inspannen om ervoor te zorgen dat ze niet blijven voortbestaan. Denk aan de pyramides in Egypte en bunkers uit de Tweede Wereldoorlog. Die ruim je niet zomaar even op. Bovendien is er niemand (behalve misschien IS) die ze zou willen opruimen.

Wat ook opvalt in de omschrijving is dat het woord herinneren niet voorkomt in deze omschrijving. Het gaat om “jezelf kunnen voorstellen dat er iets geweest is”. Het is dus niet zozeer een kwestie van herinneren, maar iets dat voorstellingsvermogen vereist. Verbeelding. Door dat ene huis uit de 17e eeuw in een straat kun je je een klein beetje voorstellen hoe het er in deze straat in de 17e eeuw uitgezien kan hebben. De verbeelding slaat toe. Als je de verbeelding de kans geeft. Dat is wel een vereiste. Je moet het laten gebeuren. Het monument is nadrukkelijk zelf onderdeel van de verbeelding en het iets dat geweest is. Dit is anders met het 1e type monument, dat niet meer dan een gedenkteken is dat later is opgericht. We kunnen nu een monument oprichten ter herinnering aan de slavernij 160 jaar geleden, maar een fort waar de slaven gevangen werden gehouden en verhandeld is een monument van een andere orde. Beiden zijn van belang, zeker als er geen duidelijke overblijfselen meer zijn, of datgene waaraan je een herinnering wilt bewaren op een andere plek heeft plaatsgevonden.

Herinnering en voorstellingsvermogen. Wat mij betreft zijn het twee aspecten die nauw verwant zijn en die allebei op hun eigen manier geschiedenis weer tot leven kunnen brengen. Je moet ze alleen toelaten. Anders gebeurt er niets en zijn het alleen oude gebouwen of suffe standbeelden waar niemand meer naar omkijkt.

Tot slot het woord “monumentaal”. Een woord dat goed past bij dit blog over taal en monumenten. De etymologiebank schrijft over dit woord:

“Omdat gedenktekens en vooral belangrijke bouwwerken uit het verleden vaak groot van afmetingen zijn, is de afleiding monumentaal ‘betreffende een monument, als monument’ in de loop der tijden ‘indrukwekkend, groot’ gaan betekenen, zoals in de monumentale dubbele trap [1879; WNT].”

Het woord monumentaal is een klein schandaal. Het reduceert monumenten tot ontzag voor de afmetingen en niet tot hun kern, de levendige herinnering aan wat geweest is. Want ontzag is een eerbiedige vrees die geen ruimte laat voor fantasie. Ontzag voor grootsheid slaat elk voorstellingsvermogen plat en mondt uit in passiviteit. Oooh! Wat indrukwekkend! Wat groot! Eiffeltoren, Pyramides, Arc de Triomph. Ik ben van mening dat monumentaal een te simplistisch woord is. Monumentaal zou moeten betekenen:

“Een karakter hebbend dat op indrukwekkende wijze de herinnering en de verbeelding tot leven brengt.”

En dat hoeft wat mij betreft geen groots trappenhuis te zijn, maar het kan ook een indrukwekkend nauw en steil trapje zijn in een krakkemikkig huis uit de Pijp. Zolang het maar op indrukwekkende wijze de herinnering en de verbeelding tot leven wekt.

Het mooiste is het als iets dat wij monumentaal noemen niet alleen indrukwekkend groot is maar tegelijkertijd ook op indrukwekkende wijze de herinnering en de verbeelding tot leven brengt. Ik ken daar een mooi voorbeeld van, het Woordenboek der Nederlandsche Taal.